Uit en in het gareel

In het huis in Noord wordt Ting Njo en Ho Sing opengedaan door de vrouw die de bruid zal opmaken (een apart beroep op Java). Als het veilig volk blijkt te zijn, laat ook de bruid zich zien. De nacht vóór de bruiloft is traditioneel op Java de nacht van het midodarèni, de wake in het huis van de bruid. De opmaakster beantwoordt de vragen van Ting Njo: de bruid heet Kwa Swat Njo; ze is zestien. Ting Njo voelt medelijden. Een kind nog, uitgehuwelijkt aan een getrouwd man. Zo’n mooi meisje. Maar wat wil je, als je ouders arm zijn.

Ho Sing gaat weer terug naar Zuid. Ting Njo blijft bij de vrouwen in Noord; ze brengt de nacht door kaartend met de opmaakster, om wakker te blijven. De volgende ochtend blijft Ho Sing in zijn bed liggen. Hij durft Ting Njo niet onder ogen te komen. Ting Njo stuurt iemand om te zeggen dat hij als de wiedeweerga komen moet. De bruid wordt geïnstrueerd om hem vóór het huis eerbiedig tegemoet te gaan en te verwelkomen – daarmee is het huwelijk een feit.

’s Avonds brengt Ho Sing Ting Njo weer naar huis in Zuid. Hij laat de wagen uitspannen; hij schaamt zich om terug te rijden onder de ogen van zijn vrouw. Ting Njo reageert boos: Ho Sing moet terug naar Noord. Straks is het haar schuld nog dat hij daar ginds niet verschijnt. Ze verontschuldigt zich dat ze zo aandringt. Ho Sing is opgelucht dat Ting Njo het zo sportief opvat. Hij laat de wagen weer inspannen. Ting Njo blijft achter, verdrietig dat ze drie vrouwen naast zich dulden moet. Ze bidt God om sterkte in de smart van haar kinderloosheid.

Na een kleine week komt Sjoe Njo, echtgenote nummer 3, er achter dat Ko Ho Sing opnieuw getrouwd is. Ze ontploft. Ze gaat spoorslags terug naar haar ouders, met achterlating van de baby. Ho Sing besluit niet te reageren. Schoonpapa – aan het werk bij Ho Sing – gaat achter zijn dochter aan en brengt haar terug bij haar dochtertje.


Copyright © 2024 Willem van der Molen