Het goede leven

Begin 1868 wordt Ko Ho Sing door de Vereeniging ter Bestrijding van Godsdiensten uit Rotterdam (? Pakoempoelan Mantjah Agami) verwittigd van zijn benoeming tot lid. De beweegredenen voor deze benoeming zijn zijn kennis en zijn lidmaatschap van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen. Wat er van Ho Sing verwacht wordt, blijft in het midden.

Hij wordt opnieuw vader, meermalen zelfs. Echtgenote 4 bevalt in 1868 van zoon Mo Tjoan. In 1871 wordt zoon Ko Mo Tjik geboren. Echtgenote 3 baart hem nog drie kinderen: een zoon Ko Mo Sjong in 1870, een dochter Botor in 1872, en weer een zoon, Ko Mo Swie, in 1873. Zoontje Ko Mo Sjong overlijdt evenwel in 1872. De geboortedata worden nauwkeurig bijgehouden: jaar, maand en datum op zijn Chinees, de dag op zijn Javaans en het uur volgens de Europese klok.

Ho Sing bekostigt de bruiloft van Lie Sing Tjiang, neefje van zijn eerste vrouw. Diens bruid is een ‘dessa-Chinese’ – die heb je blijkbaar –, uit het dorp Semakèn (desa betekent ‘dorp’). Ook van een nichtje van echtgenote 1 betaalt Ho Sing de bruiloft. De vader van de neef is een regelrechte schurk: hij neemt dingen uit Ho Sings pandhuis mee zonder te betalen.

Zakelijk zijn er eveneens ontwikkelingen. Broer Gie Sing vraagt en krijgt kapitaal om voor zichzelf te beginnen (wat zijn plannen zijn, vernemen we niet). Ho Sing wint met twee partners de inschrijving op de arak-pacht, het alleenrecht op de verkoop van sterke drank, maar ze lijden verlies. Verder levert hij rijst aan het Djokjase prinsdom van de Pakoe Alam en aan het KNIL, en gras aan paardenmarkten.

Terwijl Ho Sing een keer met schoolmeester Djing Hé en vriend Lie Ke Ling mijmert over het goede leven, besluiten de heren spontaan een uitstapje naar Semarang te maken. Daar belanden ze op de bruiloft van de dochter van het Chinese hoofd. Ze rijden verder naar Mintreng (zuidoost van Semarang), waar vuur uit spleten in de grond komt; dan noordwaarts, naar de oude moskee van Demak met zijn vier pilaren van schrootjes en een muur waarin Chinese borden met afbeeldingen gemetseld zijn. Via de graftombe van de Heer van Kadilangoe gaat het weer op Semarang aan.

Een ander uitstapje brengt Ho Sing in Batavia. Daar wordt hij met vrienden onthaald door het Chinese hoofd. Ze bekijken de Plantentuin in Buitenzorg (de Nederlandse naam voor Bogor).


Copyright © 2024 Willem van der Molen