Gijzeling

Het jaar 1876 breekt aan. Heeft Ko Ho Sing de moed opgegeven? Hij is veel met vrienden op stap; soms gaat hij zomaar wat uit rijden. Hij slaat geen feest over en schuift meer opium dan anders.

Uiterlijk lijkt alles bij het oude: de viering van moeders verjaardag, uitbundig als altijd, het feest voor de nieuwbenoemde kroonprins van Djokjakarta dat hij als goede relatie bijwoont, met een ‘vrijwillige’ donatie (van prominente inwoners verwacht) die er zijn mag. Zelf inmiddels 51, wordt hij opnieuw vader, van een meisje dat de naam Nonah krijgt; de moeder is echtgenote 4. Hij verhuist maar weer eens. Naar Solo; alleen twee van de echtgenotes en een paar kinderen willen mee. Bij de Vrijmetselaars klimt hij op tot meester.

Maar dat is de buitenkant. De Solose pacht wordt inwendig steeds verder uitgehold, door de knechten van de opiumkitten die met hun illegale handel de inkomsten ondermijnen; de pachtsom wordt bij lange na niet gehaald. In oktober – de betalingsachterstand lijkt inmiddels onoverkomelijk groot – wordt de pacht van Ho Sing afgenomen en aan een Chinees consortium uit Semarang overgedaan. Ho Sing verhuist weer naar Djokjakarta. Neef Ko Ing Tiang, die aldoor ziek is, keert terug naar China.

Ho Sings tochten beginnen op een afscheidstournee te lijken. Het bezoek aan familie en vrienden in Moentilan en Magelang mondt uit in een roerend afscheid. Hij gaat de dorpen af waar hij ooit met werken begonnen is, waar hij de mensen al een leven lang kent. De streek doorkruisend herkent hij talloze plekken waar hij placht te vasten en te mediteren voordat hij getrouwd was, zoals de Boroboedoer en de nabijgelegen tempel van Mendoet; soms raakte hij zo verzwakt dat hij met een kar naar huis gebracht moest worden. Het grote woud van toen is er nog steeds. Vroeger durfde je daar niet in; nu lopen er allemaal wegen doorheen.

Op 14 september gaat Ho Sing naar Djeporo, om zijn overgebleven partner Lie Jong Wat te zien en tot god Ho Ping te bidden. Net op tijd; Lie wordt een paar dagen later gearresteerd wegens wanbetaling, als eerste.

Dan staat de deurwaarder (dĕllir wadĕr in de tekst) ook bij Ho Sing op de stoep: hij loopt ƒ 33.000 achter. Ho Sing betaalt niet. Op de 27e wordt hij opgehaald en naar de gevangenis gebracht.


Copyright © 2024 Willem van der Molen