Moeder staat er op om naar de gevangenis te lopen als ze Ho Sing opzoekt. Kinderen en kleinkinderen en bedienden moeten mee, ook allemaal te voet: zij dragen het eten (d.w. z. de kinderen en kleinkinderen). Het is een hele stoet. Zo’n bezoek duurt de hele dag, met inbegrip van het middagdutje van moeder. Moeder en zoon praten over van alles: de toekomst, familieaangelegenheden, wat Ho Sing voor zijn medegevangenen kan betekenen. Altijd weer slaagt ze er in hem op te beuren.
Ho Sings broer Ko Tjoe Sing is met zijn vrouw op diens verzoek in Ho Sings huis getrokken, om in zijn plaats op moeder te letten en tegelijk een oogje in het zeil te houden; er zijn lieden rond het huis waargenomen die daar niets te zoeken hebben. Helaas botert het niet tussen Tjoe Sings vrouw en de andere bewoners; zij wil daarom weer weg. Als zij kort daarop ziek wordt en sterft, ziet de familie daar een teken van God in.
De overheid herinnert Ho Sing aan de achterstallige pacht van ƒ 30.000. Solo en Semarang lijden sinds ze van Ho Sing afgenomen zijn nog steeds verlies: dat van Solo is opgelopen tot ƒ 167.000, van Semarang tot ƒ 1.277.809,51; onvoorstelbaar grote bedragen. Die verliezen worden eveneens bij Ho Sing neergelegd. Hij dient een rekest in om zijn schuld in gedeelten af te lossen, ƒ 250 per maand. Of het rekest ook de nieuwe verliezen omvat, blijkt niet uit de tekst. De overheid gaat er niet op in. Het rekest is op papier gezet door advocaat Sloet uit Semarang. Die brengt daar ƒ 50 voor in rekening.
Er zijn problemen met Liem Tjam Hie, de zoon van Ho Sings overleden zuster Hok Njo. Haar kinderen zijn destijds door moeder grootgebracht. Tjam Hie leek zo veelbelovend. Hij heeft Chinees en Nederlands geleerd. Nu heeft hij koffie van zijn baas gestolen en voor zichzelf verkocht, voor wel ƒ 26.000. Terugbetalen zit er niet in, want het geld is op. Moeder doet een beroep op Ho Sing. Hij laat een van de niet-verbeurdverklaarde huizen verkopen, en met nog wat geld van hemzelf komt hij aan de vereiste som.
Er trouwen weer twee kleinkinderen van moeder. In beide huwelijken heeft moeder uiteraard de hand. ‘Goed dat ik er nog ben’, constateert ze zelf ook.