Begin 1878 krijgt Ho Sing bezoek van ene Klaas Glippir (Claesz? Griffier?). Van de uitkering waar mensen in de gevangenis recht op hebben, 40 cent per dag, heeft Ho Sing nooit een cent gezien. Klaas wil tegen betaling wel een brief aan de resident helpen schrijven. Ze gaan aan de slag; dezelfde dag gaat de brief, door Ho Sing ondertekend, de celdeur uit. Met onambtelijke voortvarendheid komt iemand die De Water heet, de volgende dag ƒ 12 brengen. Hij geeft toe dat er iets misgegaan is. Die twaalf gulden weigert Ho Sing: hij wil het hele achterstallige bedrag, en anders maar niets. Daarna hoort hij er nooit meer iets van. Hij heeft zijn geld voor niets uitgegeven; de uitkering krijgt hij nog steeds niet. Hij krijgt ook geen eten. Er zit niets anders op dan zelf koken.
Met echtgenote 4 krijgt Ho Sing een zoon, die Ko Mo Hie gaat heten. Vier van zijn jongens volgen er inmiddels onderwijs, twee in het Nederlands, twee in het Chinees. Op aandringen van moeder steekt Ho Sing geld in de nieuwe rijsthandel van haar kleinzoon Ko Tjan Tong, zij het met aarzeling. Zijn instinct bedriegt hem niet. Het geld gaat op aan andere dingen dan de rijsthandel, die dan ook spoedig verloopt.
Moeder spant een rechtszaak tegen de resident aan. Die wil een huis afbreken dat hij meent van Ho Sing afgenomen te hebben. Maar Ho Sing had dat huis vóór de inbeslagname verkocht, aan iemand die het weer doorverkocht heeft aan moeder. Pas voor de rechter haalt de resident bakzeil.
Nu klaagt moeder over vermoeidheid. De Europese dokter, die ze na sterk aandringen van Ho Sing raadpleegt, constateert dat haar niets mankeert; ze is alleen oud. Zijn pillen mag hij van haar houden; doodgaan hoort bij het leven en zij is niet bang om te sterven.
De vermoeidheid gaat niet over, integendeel, het wordt erger. Als ze dan toch aan de medicijnen moet, dan alleen van de singsèh (de Chinese dokter). Uiteindelijk slikt ze toch maar de medicijnen van de Europese dokter, als die van de singsèh niets uithalen. Ze besluit een testament te laten maken, op zijn Europees, met een notaris (die aan huis ontboden wordt). Haar zoons hebben alles al. Daarom gaat haar erfenis naar haar kleinzonen, vooral de kinderen van Ho Sing, want die zijn zielig.