Prambanan

Hoe krijg je je leven weer op gang; dat is het probleem. Helpt een tochtje naar Prambanan? Ko Ho Sing probeert het, na een maand thuiszitten. Met de trein (dat kan sinds 1873). Alle echtgenotes gaan mee, kinderen, een broer, het voltallige personeel. Bij elkaar zestig mensen, genoeg voor een eigen wagon. Zelf vertrekt hij een dag eerder, om zijn vriend Ong Kian Kiang in Kalasan op te zoeken.

In 1880 liggen de oudheden van Java er nog niet zo fraai bij als tegenwoordig. Het zijn vervallen ruïnes, overwoekerd, soms half onder de grond, vaak geëxploiteerd als steengroeven voor woonhuizen en wegen, voor de nieuwe suikerfabrieken en spoorwegstations. Openbare Werken bouwt er dammen van. Ook de Sjiewa-tempel bij Prambanan (negende eeuw) heeft zwaar te lijden.

Om de bezichtiging van deze tempel is het begonnen. Maar Ko Ho Sing heeft nog een doel: het beeld van Doerga. Deze ongezellige godin uit het hindoeïsme heeft in de dagen van Ko Ho Sing een veel vriendelijker imago, dat van beschermheilige. Ze heet nu Loro Djonggrang (‘meisje met de slanke taille’). Hij legt bloemen neer, smeert haar in met crème en brandt wierook; zo ‘stapt hij uit’ de gelofte (ngloewari kaoel). Aha, er was dus een gelofte om in te lossen. Iets met de afgelopen periode; meer horen we niet.

 

Fig. 1. Loro Djonggrang in Prambanan.

Om een hoek prijkt het beeld van Gadjah Mada, de Bismarck van Modjopait, het Javaanse rijk dat van 1292 tot begin zestiende eeuw bestaan heeft. Ko Ho Sing blijkt niet de enige met een speciaal doel. Hier verricht echtgenote 1 dezelfde handelingen als haar man daarnet. Het ritueel wordt nogmaals voltrokken bij het beeld van de leermeester van Loro Djonggrang.

Terwijl de beheerder water uitdeelt, krijgt zijn vrouw van alle dames geld toegestopt.

Achter de ruïne van Prambanan ligt nog een ruïne, Sèwoe, niet hindoeïstisch maar boeddhistisch. Het gezelschap schrikt van de verwoesting die de Grote Aardbeving (van 1867) aangericht heeft; er staat weinig meer overeind. Alleen de ‘tempelwachters’ zijn nog intact, de stenen reuzen die de ingangen bewaakten. Zeven van de acht; nummer acht staat in de tuin van de resident.

Terug in Prambanan worden ze onthaald door de tolhekpachter, Djing Jang, bij wie ze ook logeren. De volgende dag is het markt.

Het eerste stuk van de terugreis, tot Kalasan, wordt lopend afgelegd, een kleine drie kilometer. Kalasan-Djokja gaat per trein.


Copyright © 2024 Willem van der Molen