Na Prambanan zet Ko Ho Sing twee jaar lang geen voet buiten de deur. Eten en slapen, verder doet hij niets. Rijkdom, als iets om na te streven, heeft afgedaan. Hij heeft genoeg aan zijn echtgenotes, aan Gods liefde. Zijn huis is een hemel.
Maar het besef dringt door dat hij niet gelukkig wordt als hij in zijn nare herinneringen blijft hangen; het is beter als hij iets onderneemt. Naar zee! Ko Ho Sing besluit naar de Mantjingan te gaan (een riviertje dat bij Parangtritis in zee uitmondt, pal zuid van Djokja). Iedereen mee, eten, drinken, misschien een danspartijtje, gezellig! Op de dag van vertrek, in de namiddag (er wordt ’s nachts gereisd), zit Ho Sing voor zijn huis. Vlakbij hoort hij een glazen gamelan (glas? het materiaal? De klank?). De danseres ziet er leuk uit. Ko Ho Sing contracteert haar voor 25 gulden. Ze bedingt een poerskot.
Er zijn drie karren nodig om alles en iedereen te vervoeren. Lie Kim Djoe staat al klaar; hij gaat ook mee; zo Rono en anderen. Daar komt Jok Gwat aanlopen, die informeert of Kim Djoe dat witte jasje aanhoudt als hij straks gaat jagen. ‘Daar worden de vogels bang van!’
Het is intussen donker. Rono haalt Kim Djoe over te gaan lopen, met Siedjo en nog iemand. Onderweg hebben ze veel lol. Ze zingen gekke liedjes die nergens op slaan; ze spelen gamelan met hun lippen. Ter hoogte van Ngrendeng zien ze de muzikanten bij een eetstalletje. Om middernacht bereiken de wandelaars Gaboesan. Hier worden ze ingehaald door de karren. Dan gaat het weer verder, de wandelaars – nu met meer – vooruit, zingend en lip-gamelannend door de nacht. Als het licht wordt, gaan Lie Kim Djoe en Djamin op vogeljacht, met Gerard de Veer (sinjo Gerat).
Ko Ho Sings reisdocument en pas worden gecontroleerd in Kepandjèn – vrij reizen is er in Nederlands-Indië voor Chinezen niet bij.
De Opak staat zo laag dat ze te voet kunnen oversteken. Aan de overkant nemen de karren hun passagiers weer op. Vanaf Grogol moet iedereen lopen, in de hitte; het zand brandt aan je voeten. Ko Mo Tjwan heeft schoenen; iedereen probeert ze hem af te pakken. Sommige meisjes betalen om zich door dorpelingen te laten dragen. Om half één zijn ze bij de pasanggrahan (het gastenverblijf) die het doel was. Het is 25 december 1882.