Yogyakarta anno 1800

In wat voor wereld kwam de vader van Ko Ho Sing terecht toen hij rond 1800 in Yogyakarta arriveerde? In Semarang, waar hij net geweest was, had de VOC het voor het zeggen. In Yogyakarta zwaaide niet de VOC maar een Javaanse vorst de scepter. Het was een van de drie zelfstandige Javaanse staten in Midden-Java die, na jaren van burgeroorlog, bij de Vrede van 1755 gesticht waren.

In de Nederlandse en Indonesische archieven, en ook in de Javaanse literatuur, is informatie te vinden over Yogya in het begin van de negentiende eeuw. Helaas is er nog maar weinig uitgezocht. Een begin is gemaakt door de Engelse historicus Peter Carey. In zijn artikel over de betrekkingen tussen de Javaanse bevolking en de Chinese immigranten noemt hij een paar feiten die interessant zijn om hier aan te halen. (Het desbetreffende artikel staat in het tijdschrift Indonesia, aflevering 37 uit 1984. Het behandelt de periode tussen de Vrede van 1755 en het uitbreken van de Java-Oorlog in 1825.)

Carey benadrukt dat er sinds mensenheugenis Chinezen op Java gewoond hebben, en dat zij altijd een belangrijke rol gespeeld hebben in het sociale en economische leven, en soms zelfs in het bestuur. Hun cultuur typeert hij als een peranakan-cultuur (peranakan: ‘van gemengden bloede’), met Chinese en Javaanse trekken (er kwamen vrijwel geen vrouwen uit China naar Java, alleen mannen, die trouwden met Javaanse vrouwen of met dochters uit zulke gemengde huwelijken). Sommige Chinezen namen de islam aan.

In 1808, dus toen Ko Go Hé Té er al een paar jaar was, woonden er volgens Carey 758 volwassen mannelijke Chinezen in het hele gebied van Yogyakarta, 0,36% van het totale aantal volwassen mannelijke inwoners. Ze stonden onder het gezag van zogeheten ‘kapiteins der Chinezen’, en voorzagen in hun onderhoud als tolgaarders en belastinginners (in dienst van de Javaanse overheid), koelies, huurders van landerijen (om de adellijke eigenaren van zulke landen financieel te steunen), klerken, schoolmeesters (drie) en eigenaren van suikermolens (ook drie); verder was er een enkele schilder of timmerman, één eigenaar van een goktent en één slager. Ze woonden verspreid door het gebied van Yogyakarta; in Yogya zelf was een Chinese wijk.

Na het eerste decennium van de negentiende eeuw nam de buitenlandse inmenging in de Javaanse samenleving toe. Onzekerheid bij de Javanen over waar nu precies de loyaliteit van de Chinese inwoners lag, ondermijnde het vertrouwen op grond waarvan hun tot dan toe een plaats in de Javaanse samenleving gegund was.


Copyright © 2025 Willem van der Molen