Eigen baas

In principe kon je goed van zo’n baantje als tolgaarder leven. Je verdiende geen salaris maar pachtte de dienst; het was vervolgens aan jou om er uit halen wat er in zat. Go Hé Té verstaat die kunst uitstekend (bathènira kathah, ‘hij maakte grote winst’).

Door zijn post krijgt Ko Go Hé Té een goede kijk op de economie van de wijde omgeving van Medono. Trekt hem het avontuur, gaat het om het grotere gewin? Na vijf jaar besluit hij dat het tijd is voor verandering. Hij levert zijn functie weer in bij Ko Si Joe, en vertrekt naar Bagelèn, een plaatsje ten westen van Djokjakarta. Hier begint hij een nering in rijst en andere primaire behoeften.

Nog een opmerking over Ko Go Hé Té en Ko Si Joe. Dat ze familie van elkaar zijn, is duidelijk; dat staat met zoveel woorden in de tekst. Maar hoe, wordt niet duidelijk. Go Hé Té zegt raka, ‘oudere broer’, tegen Ko Si Joe; omgekeerd zegt die rayi, ‘jongere broer’. Maar daarom hoef je nog geen broers te zijn; neven kunnen elkaar ook zo noemen. Je hoeft zelfs niet eens familie te zijn om elkaar zo aan te spreken.

Hoe het ook zij, Ko Si Joe koestert warme gevoelens voor Ko Go Hé Té; dat staat buiten kijf. Hij heeft Go Hé Té in het begin opgevangen en werk bezorgd; voor de reis naar Bagelèn voorziet hij hem uitvoerig van advies.

Hierna verdwijnt Ko Si Joe uit de tekst. Voor zover we hem nog tegenkomen, wordt zijn naam een beetje anders gespeld: in plaats van Ko Si Joe staat er Ko Sjoe.

Ko Go Hé Té zal ruim tien jaar in Bagelèn blijven, tot het geweld van de Java-Oorlog (1825-1830) hem noopt naar veiliger oorden te vluchten.


Copyright © 2025 Willem van der Molen