Meer kinderen
- Blog
In Magelang woont ook Boen Wi, een oom van Oei Wat Njo. Die vindt het maar niets dat zijn nicht in de Javaanse wijk woont, zeker nu ze zwanger is. Toevallig bezit hij een huis in de Chinese wijk, weliswaar het Javaanse type, maar op eigen grond (tanah persil), dat hij best voor een familieprijsje wil overdoen. Oei Wat Njo en Ko Go Hé Té – die hiervoor speciaal uit Trajem gekomen is – kopen het huis voor de prijs die Boen Wi bedingt, 200 gulden. Go Hé Té betaalt contant.
De ene wijk of de andere, het ene type huis of het andere: maakt het iets uit? Mij lijken het verkooppraatjes, net als Boen Wi’s bezorgdheid (‘Je kunt elk ogenblik bevallen!’) en zijn volstrekte belangeloosheid (‘familieprijs!’).
We schrijven 1829. Terwijl haar man in Trajem zit, bevalt Wat Njo van een dochter, die de naam Hok Njo krijgt. Go Hé Té verkast, een paar keer zelfs: naar Pandéan, naar Rabéanak, weer terug naar Trajem. Met Klembak, intussen zijn maîtresse, krijgt hij een zoon, maar die overlijdt. Hij blijft opium verkopen; daarnaast gaat hij ook tabak verbouwen. De zaken draaien goed.
Thuis in Magelang heeft Oei Wat Njo weer een hulp, de Javaanse vrouw Simah. Zij zorgt voor de kinderen, kookt en doet de was. Ko Go Hé Té had haar al eens ontmoet, en meteen veel in haar gezien – en omgekeerd. Op een gegeven moment kan Simah zich niet langer beheersen: ze gaat naar Ko Go Hé Té toe. Wat Njo spoedt zich er toornig achteraan. Maar Simah zorgt wel uit haar handen te blijven. Wat Njo keert onverrichterzake terug naar Magelang.
In 1833 bevalt Simah van een zoon, die van zijn vader de naam Ko Gi Sing krijgt. Klembak besluit op te stappen. Het gevoel op het tweede plan beland te zijn, haar eenvoudige komaf (in eigen ogen), ook een kind maar dood: tegen Simah legt ze het af. Ze vertrekt richting Koedoes en Demak.
Ko Go Hé Té treurt om haar. Maîtresse van het eerste uur, al vóór zijn trouwen, heeft ze samen met hem ziekte en honger doorstaan. Hij laat zijn vrouw in Magelang weten dat Klembak gestopt is. Die spijt dat oprecht, want Klembak was niet lui en kon zo goed met Ho Sing overweg.